Herman 11 november 1992

Er was eens of hoe het allemaal begon:

Studeren op een universiteit wordt vaak betiteld als iets waar je veel van leert. In actualiteitenprogramma's wordt, als men een graad bezittend persoon eindelijk goed heeft bevonden zijn opinie over de stand van zaken in de wereld te geven, zijn titel vele malen als voorvoegsel bij zijn naam getoond ten teken van zijn grote wijsheid en kennis.

De maatschappij eert namen die getuigen van een wetenschappelijk opleiding. Alles wat Jan Lul vertelt is bij voorbaat lariekoek, maar drs. J. Lul is een groot man, belangrijk voor zijn soort en zijn woorden behoren goed overdacht te worden.

Dit alles maakt dat ik mijn pas altijd inhoudt en vol bewondering langs de kamers van het M.I. (= Mathematisch Instituut) schuifel, mijn blik gericht op de naambordjes. En als mijn ogen dan een Prof. dr. ontwaren, sta ik altijd even stil, uit eerbied en denk na over welk een groot persoon zich achter de deur begeeft.

Pas met het behalen van mijn propaedeuse werd het mij voor het eerst duidelijk dat over zo ongeveer drie jaar ook mijn naam met een aantal letters zal worden verrijkt en dan ook ik een groot geleerde zal zijn. Of beter gezegd behoor te zijn. Want als ik mijn eigen activiteiten aanschouw, zie ik dat ik nog niks, wat voor de wereld belangrijk is, heb uitgevoerd. Nog geen enkel belangrijk wiskundig bewijs of natuurkundige stelling staat bijvoorbeeld op mijn naam. Nog geen enkele gewichte uitspraak kwam uit mijn mond. Ik merk dus deze eigenschappen, de uiterlijke kenmerken waaraan men een geleerde kent, in de verste verte nog niet bij mij te bemerken zijn. En dat terwijl van mij wordt verwacht dat ik over een vierde van een kwart eeuw zinnige dingen uitkraam die van grote betekenis zijn voor de mensheid. Bij deze gedachte verschijnt mij overal het angstzweet. Uit alle poriën van mijn lichaam spuit het zeewater naar buiten. Al negentien jaar en nog niets zinnigs gedaan. En over drie jaar ben ik al... Wat te doen? Wat te doen?

En zo komt het dus. Vandaar dit ideeënboek. Een boek wat de inventiviteit van de aankomende titeldragers moet prikkelen in de hoop dat er uit de geest iets zinnigs, iets nuttigs, iets groots te voorschijn komt. Een geschift waaraan alle dagen, met uitzondering van die in de weekeinden, een schoone gedachte wordt toegevoegd. Michiel en ondergetekende hebben zich namelijk beide verplicht om dit elke dag te doen.

Datgene waar het boek mee gevuld zal worden mag overal over gaan. Geen onderwerp is te dol. Wel wordt er verwacht dat men probeert iets orgineels te maken. Het gaat immers om ideeen en een deze hebben iest oorspronkelijks in zich.

Verder is het ideenboek is voor iedereen met een idee, mits een 'beetje' serieus, toegankelijk. Zo zal een bonte verzameling ontstaan van grappige gedachten, interessante ideeën, halfgare hersenspinsels, potige plannen, nog nooit genoteerde noties, maagkramp veroorzakende meningen, chique concepten,zinderende zienswijzen en daverende denkbeelden worden verzameld , waar de samenleving veel aan zal hebben!