Het eeuwige leven
Hora ruit. De tijd gaat snel.
Ach, wat is snel. Beweging is immers relatief. Meer eens zou ik het kunnen zijn met de denotatie achter de leus :'De tijd gaat steeds sneller.' Voor mij gaat in ieder geval op dat vroeger de tijd een stuk langzamer ging dan tegenwoordig. Tenminste zo wordt het begrip tijd door mijn Kenvermogen van de wereld van de Dinge an sich naar de wereld van de Dinge Fùr uns overgeheveld. Dat de tijd in de wereld van de dingen an sich wel altijd en tot in de eeuwigheid met dezelfde snelheid voorglijdt, is volgens de goed Aristotelische manier zelfevident en dus waar.
Hoe komt het dat mijn Kenvermogen de met eenparig bewegende snelheid voortsukkelende tijd in de wereld vdDas transformeert naar een eenparig versnelde (of misschien wel erger. Misschien is pas de versnelling van de versnelling eenparig. Of mogelijkerwijs is het nog erger dan dat!) in de wereld vdDfu?
Wel dat ik ons allemaal wel duidelijk. Als kind neem je de tijd langzamer lopend waar dan een volwassene, omdat de dingen waaruit de wereld bestaat, op het kind meer indruk maken dan op de volwassene. De volwassene is een decadente oude zak geworden die verzadigd is van de zintuiglijke impressies die de wereld, zijn leefomgeving hem aanbieden. Hij kent alles al, wil bijna niets meer en verbaasd zich nergens meer over. Voor het kind echter is alles nog nieuw, is verwonderd over alles wat hij ziet, en wil alles uitproberen. Het kind heeft daardoor per minuut meer grote indrukmakende gedachten, die hem doen beseffen dat hij leeft, (ervaringen) dan de oude lul en meent daarom later, als hij ook eenmaal oude lul is geworden, dat de tijd vroeger langzamer ging.
Stel nu eens dat het kind, wat na verloop van tijd een oude lul zal worden, het eeuwige leven heeft. Wat betekent dit?
Omdat de man zelf een eindig groot is, heeft hij maar een eindig aantal zintuigen. Dit eindig aantal zintuigen kunnen hem dan ook maar een eindig aantal nieuwe zintuiglijke impressies geven, die zo belangrijk zijn om hem te laten te beseffen dat hij leeft. Dit wil zeggen dat na verloop van een eindige tijdsperiode in de oneindige tijd die de man leeft, een moment komt dat de man alle grote zintuiglijke ervaringen heeft opgebruikt, zodat hij niets meer heeft om hem te laten merken dat hij leeft wat dus betekent dat hij dood is. Dit houdt dus in dat je het eeuwige leven misschien wel in de wereld van de Dinge an sich kan leven, maar dat dit onmogelijk is om ditzelfde te doen in de wereld van de Dinge fùr uns.
Het bestaan van het eeuwige leven is dus een illusie. Laten we er daarom ook maar niet naar zoeken.
P.S. Elke realist is gek. Verder: Wist je dat tijdens een bokswedstrijd er elke ronde inderdaad een soort juffrouwStemband met een bordje met een nummertje de ring doorloopt?